zondag, januari 07, 2007

Bijeenkomst Werkgroep Kierkegaard 23 December 2006

Verslag Bijeenkomst

Aanwezig: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszczack Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck. Van Gijspen, Aad Van der Perk


Daden van Liefde II Hoofdstuk IX
De Liefdedaad een Afgestorvene te gedenken (p. 325 – 336)

Boekbespreking: Hans van Munster, Wijsheid van Kierkegaard, Lannoo, 365 teksten verzameld en vertaald door H.v.M. Bespreking volgt

Dit hoofdstuk valt stilistisch uit de toon: het is meer litterair, scherpzinniger, ironischer dan de andere. Kierkegaard - de depressievelling? - had iets bijzonders met de dood. “Kierkegaard” of “Kerkhofs””, what is in a name? “Zo is de dood de meest beknopte samenvatting van het leven of het leven tot zijn kleinste gedaante teruggevoerd” (pag. 325). Knap gezegd. “Ja, ga eens naar de doden om daar zicht op het leven te krijgen” (pag. 325). Maar is het wel waar allemaal, wat K. beweert, de onveranderbare onveranderlijkheid van de afgestorvene in onze herinnering?

Het werd in elk geval een boeiende, emotievolle en sfeervolle kerstvergadering. Levi vertelt over zijn reizen naar Denemarken en bezoeken aan het graf van K. (familiegraf) en van Regina O. (1904) De grafteksten worden geciteerd. De familiestrijd, o.m. tussen de broers K. wordt opgehaald. Graven, familiegraven, verraden stilzwijgend veel over de geschiedenis van de overledenen. Maar dat had K. het niet zo zeer over. Of toch?

De dode verandert wel! (Rit)
Er wordt door de aanwezigen herinnerd aan hoe zij in de momenten van de dood (steeds van de andere!) in deze ‘andere’ bewustzijnstoestand van ernst kwamen, hoe zij bij de stervende het leven zagen wegvloeien, hoe men nog met de pas afgestorvene kan spreken, hoe men er dient mee te spreken, op dat moment en ook later. Spreekt men dan, innerlijk, alleen met de ‘geheugendepots” die als virtuele grafsteen van de afgestorvene aanwezig zijn in ons brein? Of is er reëel contact mogelijk met de afgestorvene. Is hij/zij veranderd en bereikbaar. Illusie of werkelijkheid?

Omdat het geheugen over de dode vanaf het overlijden niet meer aangevuld wordt, wil dat nog niet zeggen dat de dode en het geheugen ervan in ons onveranderlijk en onveranderd blijft. Integendeel treedt er, met de jaren, verandering in, een rijping, katarsis, het kan van alles zijn. Al is de omgang met de doden voor velen alleen een omgang met de herinnering aan de dode, toch verandert juist die herinnering heel sterk, naarmate men met de afgestorvene omgaat, in een inderdaad steeds ernstige relatie. K. drukt die ernst uit door er op te wijzen dat in de dood “iedereen bijna gelijk is” Een mens, herleid tot zijn wezenlijkheid. Gelijk, (en ook gelijkwaardig?) op de grootte van de grafsteen te na. Inderdaad, er is niets zo ernstig als de koning die zonder kleren is. Er is niets dat zo eloquent is als de dode die zwijgt.

Het gaat hier dus ultiem over de ernst waarin we met de doden spreken of de dood ontmoeten in anderen en, ooit, in onszelf. En het gaat over de liefde-in-ernst die we de afgestorvene te bieden hebben.

We gedenken zelfs Roger D. S., ons afgestorven medelid, nu al meer dan twee jaar geleden. Hij was er bij, op een charmante, subtiele wijze, op dit bijzonder kerstfeest anno 2006, in ons gemoed opgeroepen door Andrè V.

Volgende bijeenkomst: vrijdag 26 januari 16 uur.

S.Landuyt

Bijeenkomst Werkgroep 24 November 2006

Werkgroep Kierkegaard – verslag van 24 November 2006

Aanwezig: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszczack Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck. Van Gijspen

Verontschuldigd: Aad Van der Perk


Daden van Liefde Deeel II, VIII: De Overwinning van de Vergevingsgezindheid in Liefde, waardoor de Overwonnene gewonnen wordt (pag 313 – 323)

Kierkegaard gebruikt in elk hoofdstuk ongeveer dezelfde opbouw en structuur, telkens toegepast op een specifiek aspect van de Daden van Liefde. En het blijkt telkens, volgens velen van ons, een echte worsteling met zichzelf. Omdat hij uiteindelijk de religieuze “sprong” in de existentie niet gewaagd heeft? Omdat zijn uiteindelijk burgerlijke en dus beschermde omgeving hem dit belette, omdat hij te neurotisch was en daardoor teveel bleef hangen in zijn innerlijke problematiek (met de vader, met de autoriteit, met de realisatie van de erotisch – seksuele liefde, met zijn angst en melancholische twijfelzucht?) Of is het ondanks al die belemmeringen dat K. er in toch slaagt een meesterlijke introductie te geven, met multipele toepassingen en invalshoeken van de Daadwerkelijke Liefde? De twee zijn geldig.

Hier, in dit hoofdstuk moet K. het gevoel en de geestelijke hoogmoed vermijden van de tegenstander die kwaad deed “overwonnen te hebben”. Want wie strijdt en de tegenstander volledig overwint heeft wel een eerste totale overwinning behaald, maar triomferen daarin vernedert de mens in de tegenstander en belet de tegenstander toenadering en verzoening te aanvaarden met de overwinnaar. Het belet dus de liefdedaad. Daarom zijn er in geestelijke zin altijd twee overwinningen. Een eerste, tijdelijke, die de overwinning is van het slechte door het goede, van de liefdevolle tegen de liefdeloze en een tweede, “waarbij de eerste namelijk bewaard wordt” en veilig gesteld. Dit is de strijd in de aanwezigheid van de eeuwige Derde, God. Het is de strijd om de verzoening, het gevecht om de overwonnene (terug) te winnen in de liefdedaad ervan.. Daardoor hoeft hij niet trots te zijn op zijn eerste, “wereldse” overwinning omdat hij onmiddellijk in een tweede strijd terecht gekomen is met zijn innerlijkheid en met God – de steeds aanwezige Derde. Daarin staat de mens de zege af aan God. Volgen dan prachtige bladzijden over de dialectiek van de verzoening, de deemoed, de vernedering en het voorkomen ervan, in de echt christelijke betekenis van het woord.

We geraken geanimeerd zoals altijd in een gesprek verwikkeld met elkaar over de juiste waarde die we aan de woorden van K. moeten hechten. Zie hierboven de inleiding. We merken dat K. weinig oog heeft voor de collectiviteit (gerechtigheid, sociale rechtvaardigheid bvb). Marx is nog niet gepasseerd aan het westerse denken van K. We zien zijn al te nadrukkelijke en moeilijke worsteling met woorden en voorbeelden, die zijn eigen innerlijke strijd verraden én misschien is er zijn ultieme capitulatie vóór de eindmeet? We ontleden nog wat geweldpleging meebrengt, wat er aan rancune misschien schuilt in K.’s romantische bevliegingen over de “vrouwelijke schroom”.

Volgende bijeenkomst: vrijdag 22 december te 16 uur.

Bijeenkomst Werkgroep Kierkegaard September 2006

Verslag Bijeenkomst van 29 September 2006

Aanwezig: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszczack Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck.

Daden van Liefde Deeel II, VI: Liefde blijft.

In dit hoofdstuk bespreekt K. de onvergankelijkheid van de (ware) Liefde, vooral aan de hand van een voorbeeld van een in de ogen van ‘de wereld’ beproefde en zelfs schijnbaar falende liefdesrelatie man – vrouw. Liefde heeft altijd een nooit opdrogende bron en draagt het gehele bestaan. Want “we spreken over Gods Liefde en haar eigenschap altijd te blijven”. K. spreekt hier wel over “de handelingen ( = daden) van de liefde”, want over menselijke liefde, over de “liefdevolle” mens. De liefde blijft en er is nooit een breuk, nooit ontrouw in de echte liefde, omdat ieder van de twee liefdevolle mensen tevens een verhouding heeft met een derde, de liefde zelf, in zichzelf aanwezig, door ‘er in te blijven’. Als maar één van de twee in de liefde blijft is er geen ophouden van de liefde. Liefde, ware daden van menselijke liefde, behoren tot het eeuwige, d.i. onvergankelijke.

Kierkegaard werkt dit dan uit, aan de hand van alle beproevingen en perikelen die maar denkbaar zijn bij menselijke liefde. Het is merkwaardig om waar te nemen hoe elk van ons in de werkgroep, ondanks de intensieve lezing van het boek Daden van Liefde, ondanks onze vele uitleg en verklaringen aan elkaar, toch grondig blijven verschillen in appreciatie van wat K. eigenlijk zegt en bedoelt en van wat er achter de woorden van K. schuil gaat m.b.t. zijn privéleven (zijn verloving met Regina). Enkelen zien er – en vooral dan weer in dit hoofdstuk – een sublimatie in van zijn eigen liefdesverdriet, een soort van oratio pro domo zelfs tegenover Regina Olsen. Anderen zien vooral het karakter van K. op de achtergrond aanwezig, in de historische context van de Deense burgerij van toen, zijn frustrerend gebrek aan ‘praxis’ van de liefde en van het huwelijk, zijn zeer moeilijke tot onmogelijke relatie tot zijn vader en vandaar zijn “idealistische”, niet existentialistische visie op de liefde. Kierkegaard, door zijn steeds weerkerend onderscheiden van ‘de tijdelijke wereld’ en de ‘eeuwigheidaspecten’ van de liefde, wordt zowaar daardoor meer idealist en Hegeliaan dan existentiefilosoof. Meer dan K. ooit voor lief zou genomen hebben. Anderen vinden de redeneringen van K. heel begrijpelijk, hechten aan de levensomstandigheden van K. geen groter belang dan dat ze aanleiding geweest zijn tot het ware filosofisch élan van K. en geven aan de liefde het krediet van de vertegenwoordiger te zijn van de “werkelijke werkelijkheid”, die verschijnt in de tegenstelling tot de “wereld van de illusie”, in de boeddhistische betekenis van het woord. Of zoals Plato het wellicht ook vermoedde in zijn grot. Zo wordt voor hem - hen? - de liefde de brug naar de eeuwigheidervaring, naar de Godsopenbaring en beleving tegelijk. Nog anderen zien de liefde als overal aanwezige en krachtig schijnend vermogen, kracht, licht dat overal de kosmos en het leven doorstraalt.

Terwijl dus voor de enen de liefde zoals K. ze beschrijft een “idealistische” abstractie is, die aldus niet ‘echt’ bestaat, is ze voor de anderen de werkelijkheid tegenover alle fenomenen van de schijnbaarheid van al de rest op aarde en in de kosmos. Maar tot slot van de bijeenkomst komen we samen eensgezind terug aan bij ons leven, onze kinderen, onze eigen liefdesperikelen en ervaringen met de dagdagelijkse wereld. Waarin we het allemaal wel ook al eens een beetje moeilijk hebben…
Sam Landuyt.

Volgende bijeenkomst: 27 oktober te 16 uur.