zondag, november 30, 2008

Werkgroep Kierkegaard Bijeenkomsten 2008

Verslag Bijeenkomst van 31.10.2008

Aanwezig: Karel Eisses, Noël Melis, Sam Landuyt, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck

Afwezig/ verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak

We bezoeken vooraf even de interessante tentoonstelling die doorgaat op de Faculteit: De Drakenbrug naar de Hemel; Yao ceremoniële schilderijen en voorwerpen.

We begroeten Dr.Karel Th. Eisses, auteur van een met monnikengeduld samengesteld repertorium, een onmisbaar boekdeel voor elke Kierkegaardkenner: 160 jaar (in de voet) sporen van Soren Kierkegaard. Kierkegaard in het Nederlandse taalgebied. Keiproducties Utrecht, Boomker Haren BV. Geheel herzien 2007. ISBN 978-90-71809-73-6. Trefwoorden: bibliografie, Kierkegaard, Nederlandstalig, filosofie, theologie.

Een ander boek over Kierkegaard wordt vermeld: Frits Florkin: Geloven als Noodweer. Het begrip “Het religieuze” bij S. Kierkegaard. 2002.

We hervatten onze lezing op blz. 159, waar we Kierkegaard in juni ll. verlaten hebben. “Ik keer terug tot de verliefdheid”. Verliefdheid en het besluit te huwen zullen samen de voortdurende werkelijkheid vormen die het hele huwelijk blijvend zal doordringen. De verliefdheid treft dan het besluit aan “als een verlate onmiddellijkheid… van ‘weerlichten’ op het tijdstip dat de wil genoeg ontwikkeld kan zijn om een besluit te nemen”..Wie echter de verliefdheid wil ‘maken’ of op jacht gaat er naar, mist ze keer op keer. De echte verleider neemt het verkeerde, demonische besluit (K noemt dat een “ethisch slecht” besluit – een beetje een eigenaardige definitie, vinden sommigen van ons) van niet te willen besluiten tot huwen, maar het genot zo kort en hoopt hij, zo intens mogelijk te maken. De twijfelaar echter is te goed om demonisch te besluiten en niet goed genoeg om het goede besluit te nemen, eigenlijk niet goed genoeg om echtgenoot te worden. Dit zijn deviaties van de verliefdheid. Een groot geniaal voorbeeld ervan beschrijft K. dan in de persoon van Goethe en zijn werk “Aus meinen Leben”, tenminste toch Goethe “zoals hij zichzelf heeft uitgebeeld “in Dichting und Wahrheit”. Het gaat om de uitvluchten zoeken en vinden i.p.v. het goede besluit nemen. Iemand zegt langs zijn neus weg dat onze K. wat jaloers blijkt te zijn geweest op Goethe. Wordt genoteerd, maar maakt de redenering nog niet stuk. En dan begint K. een van zijn onverbeterlijk ironische beschrijvingen van het poëtische bestaan (in de verdichte persoon van Goethe, die hij inderdaad niet kan rieken of zien). Flauwiteiten! Vaudeville! Hoffelijk en in der minne afscheid nemen der geliefden! Het kan niet op. Nauwelijks een paradigma, vindt K., dat toch nog iets van de ernst van het paradigma aanneemt omdat het zoveel mensen “overkomt”. Wat de dramatiek van de romantiek dan is. Of de soap van het leven zoals het is, zouden wij misschien zeggen. Genoteerd moet toch worden dat de periode van de Romantiek, waarvan Goethe een lichtend voorbeeld was, toch de kentering gebracht heeft naar de notie van de persoonlijke individuele, unieke keuze van de geliefde en de huwelijkspartner en sindsdien in het collectieve bewustzijn van de westerse, Europese en Angelsaksische blanke mens verankerd is. Dit is dus meer dan uitvluchten. Volgende keer: blz. 164 en volgende.

SL

Next meeting: Friday november 28th – 16:00 – 18:00. Welcome!

Verslag bijeenkomst Werkgroep Kierkegaard van 30.05.2008

Aanwezig: Sam Landuyt, Fientje Van Otten, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk Chris Vonck,
Afwezig/ verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Noël Melis, André Vermaut

Was het luiheid of inspiratie die ons overviel, ik weet het niet, maar we kwamen er niet toe om deze keer ook maar één letter te lezen uit Stadia op de Levensweg. We hadden ondertussen wel een uiterst boeiend en levendig gesprek over alles en nog wat, wel te verstaan zo filosofisch en religieus mogelijk…Waarover hadden wij het?
- We toonden elkaar een paar illustraties: een gedicht van Vader Cats en een cartoon over de “mission impossible” van vele echtelieden vanaf een zekere leeftijd. Ze zullen op de website verschijnen. Even geduld.
- Over K.’s gebrekkige kennis en ervaring van ‘het echte huwelijk’ en hoe hij dus altijd wat “idealitair” zal blijven in deze materie en over zijn grote kwaliteiten als literator en niet alleen als filosoof. Vergelijk hoe hij het hof en het prieeltje beschrijft van de rechter en zijn gade. En hoe de zatte bende er mee omgaat. Zelfs een van hen een manuscript jat van de oude heer.
- Over het feit dat wanneer dichterlijk over de partner gezongen of gesproken wordt, zij /hij geen naam draagt, enkel ‘idee’ is en dus inderdaad nog ‘idealitair’ beleefd wordt. Er is nog geen ontmoeting in het esthetische, alleen een onvervuld en onvervulbaar verlangen dat de dynamiek verleent aan de idealiteit en aan alles waarvoor ‘de vrouw’ of ‘het meisje’ zoal moet staan.
- Over de positie van de vrouw in de eeuw van K. (-XIXde) in het nog typische “patriarchaal” georganiseerde huwelijk en maatschappij, met mannelijke dominantie. Maar dat de vrouw meer praktische macht had en de man meer praktische verantwoordelijkheid droeg dan een oppervlakkige kennismaking zou doen vermoeden.
- Over wat het ethische stadium bij K. wel kan zijn. Dat dit niet zo afgetekend is als wel gedacht wordt. Hoe de (ethische) ideeën van Plato, via Kant (onbeweeglijke categorische Imperatieven)) over Hegel (dynamisch geworden, tijdsdimensie aan toegevoegd) Kierkegaard bereiken en hij er geen genoegen mee neemt, evenmin als met het esthetische benaderen van de werkelijkheid. En zo in het “mateloze”, het “grenzeloze” van de religieuze beleving terechtkomt dat alle denken overschrijdt en uitdaagt. Mateloos en grenzeloos in de zin van “niet meer meetbaar of optelbaar”, niet in de zin van het psychogenetische stadium van nog mateloos en onbegrensd dat de baby kent vooraleer aan hem grenzen gesteld werden. Het religieus mateloze (vergelijk dogma) wordt pas bereikt nadat men eerst de psychologische begrenzingen van de aardse omgang aanvaard heeft en alle stadia van ontwikkeling op de levensweg doorlopen heeft.
- En van daar gingen we in op “het kind in ons”, zijn verborgen noden, behoeften en trauma’s vanuit de eerste levensjaren (ouderschapfiguur in ons) die het verdere leven als volwassene bepalen. En hoe we door het kind een Naam te geven, in psychotherapie bvb, dit kind kunnen leren spreken en aanhoren. En het blij maken.
- En hoe Gods Naam niet zozeer mateloos en grenzeloos is, maar onnoembaar. En hoe het willen ‘benoemen’ van God, d.w.z. hem willen ‘bepalen’ eigenlijk blasfemie is.
- En zo kwam van het een het ander.

Verslag Bijeenkomst van 25.04.2008

Aanwezig: Sam Landuyt Noël Melis, Fientje Van Otten, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk
Afwezig/ verontschuldigd:, , Jan Gysen, Levi Matuszczak, André Vermaut

We vervolgen onze lezing van Stadia op de Levensweg vanaf pag. 135 tot 147.
De rechter vraagt zich af “hoe zijn vrouw er, na acht jaar huwelijk, er esthetisch beoordeeld, uitziet. Komt dat van altijd ethisch en rechter geweest te zijn? Of is het omdat hij niet naar zijn echtgenote heeft durven kijken “op esthetische wijze”, zoals naar een portret, een beeld? (Misschien was ze wel een ‘goede partij’ voor een rechter, maar niet zo een mooie vrouw? Ook dat dienen we te overwegen…). In alle geval, al is hij blijkbaar geen hofmaker geweest een knorrige criticus als echtgenoot is hij ook niet geworden (een huwelijk met een grondtoon van“muzac in my ears” –Beatles?). Hij is nooit een esthetische “connaisseur” geweest blijkbaar. Hij weet zelfs tot vandaag niet of zijn vrouw slank is. Ze zal misschien van de soort zijn geweest, “welopgevoed en rein, waarmee je dus geen donder kunt beginnen” (Boudewijn De Groot, Erfenis van mijn jeugd).Hij hanteert liever de (levens- en huwelijks)humor dan de kritische, esthetische blik op zijn vrouw. Humor vereist wel reflectie en afstandelijkheid. Is hij wat bang van de ernst van de verliefdheid? Bang van haar “dierlijke ernst”, want inderdaad animaal van oorsprong? Loert de impotentie om de hoek, als hij het al te esthetisch zou maken?. Maar zegt hij, “ze zijn gelukkig getrouwd en hebben dus geen uitgebreide kritische evaluatie van hun huwelijk nodig”. Inderdaad, daar kunnen wij hem bijtreden.
Kierkegaard maakt dan een bemerking die mag tellen. “Het heeft hem altijd verwonderd dat dichters een echtpaar in gesprek nooit op de juiste wijze weten uit te beelden”.Ofwel praten ze als twee verliefden of ze zijn hoogstens bijfiguren en op leeftijd. Een huwelijk moet minstens ongelukkig zijn om voor poëtische uitbeelding in aanmerking te komen. Om poëtisch te zijn (d.i. om voor artistieke uitbeelding in aanmerking te komen) moet een liefdesrelatie (een “verliefdheidsrelatie”?) op zijn minst gelukkig zijn en bedreigd worden van buitenaf en een huwelijk op zijn minst ongelukkig en van binnen uit bedreigd. Maar voor de rechter van K. “moet het een armetierige echtgenoot zijn die door zijn huwelijk geen humorist wordt”. Vraag: en kan de vrouw daar dan ook mee lachen? Hoe zit het trouwens met de emoties, gevoelens en opinies, esthetische, ethische en existentiële, van de (gehuwde) vrouw bij K.? Is dat alleen de achttiende eeuw die maakt dat hij zulke exclusief mannelijke kijk heeft?
Het humoristische wordt gedragen door de zekerheid van het huwelijk, gebaseerd op ervaring (ook op gewoontevorming?) p.140 en op geloof (in haar). Hij heeft “de boekhouding in zijn hoofd”, m.a.w. ze kunnen beiden op elkaar rekenen. Haar schoonheid is dus van een andere orde, geruststellend en niet opwindend. De zalige zekerheid dat morgen alles zal blijken te zijn zoals het gisteren was. Maar kom, laten we wel wezen: wat is daar zo verkeerd aan? “Deze vreugde van de echtgenoot wordt niet verteerd” (p.147), hij dient niet te leven van het brood alleen, maar van de welwillende verwondering waarmee hij de bezigheden van de moeder begeleidt, moederschap dat hij haar volledig en volmondig gunt zonder afgunst of jaloersheid. Het zijn “panis et circenses”voor hem, bescheiden maar zeer echt en betrouwbaar, zoals alle ethische daden kunnen zijn als ze volgehouden gesteld worden doorheen het leven.

S.Landuyt
Volgende bijeenkomst: vrijdag 30 mei 2008 te 16 uur.

Verslag Bijeenkomst van 28.03.2008

Aanwezig: Sam Landuyt Noël Melis, Fientje Van Otten, Chris Vonck
Afwezig/ verontschuldigd: Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Jan Gysen, Levi Matuszczak, André Vermaut

We gaan verder met de lezing van Stadia op de Levensweg. We beslissen om de tekst voortaan tijdens de bijeenkomsten integraal voor te lezen en er onze commentaar te geven. We gaan verder met pag. 116 e.v. K. heeft het daar over het besluit, positief om te huwen of negatief om juist niet te huwen. De redeneringen over het negatieve besluit (p. 117) zijn een stuk falsificatietheorie avant la lettre (Popper). Maar allebei, positief en negatief besluit moeten een echt besluit zijn (een echt ja-woord dus) of het is “loos gebral”. Menselijke existentie vraagt altijd om een besluit. Maar dan een echt en geen naäperij. (Hoe weet je dat van je zelf en je partner, op het cruciale moment??) Het positieve besluit consolideert het bestaan, het negatieve houdt het “in suspenso”en blijft altijd dubbelzinnig. K. Gaat dan verder – hij is filosoof voor iets - met een ragfijne dissectie van wat er allemaal in deze twee soorten besluitvorming bevat is. En hij stelt dat juist het huwelijk – het positieve besluit - de synthese is van verliefdheid en besluit. Verliefdheid behoort als dusdanig voor hem nog tot het “esthetische”. Door het besluit wordt het echter een ethische zaak. Niet het resultaat echter (“een drogbeeld” zegt K.) is belangrijk maar de positie in het besluit tegenover de eeuwigheid, wezenlijkheid, God: al een verwijzing van uit het ethische naar het religieuze / exisstentiële. Het deciderende is het ethische, is de vrijheid. Het “moeten”, de plicht (gebod van de Liefde; zie Daden van Liefde) hoort bij het ethische. Het negatieve besluit heeft enkel betrekking op het eeuwige, het positieve op het tijdelijke en het eeuwige. Het is rijker. Het is een besluit- idealiteit die gesigneerd is (in het eeuwige) en gecontrasigneerd is (in het tijdelijke). En bovendien moet het even sympathetisch zijn als autopathisch. De dauw moet de bloem bereiken en te verkwikken en niet zo maar verdampen. Het besluit moet zijn doel (gelegen in de realisatie van het huwelijk in het leven) bereiken. Een expressie die niet uitmondt in haar doel blijft immers puur esthetisch. En zo komt K. uiteindelijk tot drie spanningsvelden in het besluit van te huwen: tussen tijdelijke en eeuwige, tussen het concrete en abstracte, tussen de vrijheid en het lot (p. 123 - 125).Op pag. 127 komt hij er dan toe, op bedekt ironische wijze gezegd in de taal van de rechter, allerlei eigenschappen van het (ethische) huwelijk op te sommen die hij in feite misprijst. Het is heilig en burgerlijk, het is poëtisch, plechtig, het is er altijd kerkdienst, het is grappig in wat het niet inlost van alles wat de verliefdheid aan beloftes inhield. Het is alledaags enz. Volgen dan nog een hele reeks “bedenkingen” (p. 128 - 135) die niet zoveel meer aanbrengen dan er al gezegd werd.

Verslag Bijeenkomst 26.01.2008

Aanwezig: Sam Landuyt, Noël Melis, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten, Chris Vonck
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Bavo Van Eesbroeck, André Vermaut,

We beëindigen de lezing van het eerste deel van Stadia op de Levensweg (het Gastmaal), met een terugblik op het voorwoord door de vertaler Scholtens.

Het gedeelte dat het gastmaal besluit is het verhaal van de ontmoeting in de prille ochtend door de ondertussen goed dronken bende met de aanblik (meer is het niet dat ze ‘ontmoeten’) het tafereel van de rechter en zijn vrouw in hun prieeltje. Symbool van het harmonieuze huwelijksgeluk? De rechter opent hen het perspectief naar het ethische stadium voor deze aan zichzelf en de wijn dronken geraakte jongemannen, stuk voor stuk de uitbeelding van een (esthetische) subpersoonlijkheid van K. Na deze menigvuldige en theatrale mislukking van het esthetische, in al zijn poehah gebracht door deze gefrustreerde ijdeltuiten, ontnuchteren ze zowaar wat bij het bespieden van de al vroeg ontwaakte rechter en zijn (liefdevol - onderdanige?) echtgenote. Het gesprek dat ze afluisteren toont al onmiddellijk een heel ander beeld van het huwelijk - de ethische ernst van de verliefdheid die liefde geworden is - dan wat ze zelf in hun onvruchtbare grootspraak aan mekaar voorgehouden hebben.

Met de rechter en zijn vrouw doet het ethische stadium van de filosofie zijn intrede. Zie ook de conflictstof ervan in Of / OF van K.

Waarom al die types geschetst werden?
De estheet kent de ironie en het niet – kiezen als levensmotto (behalve de egotripperij en het achterna lopen van het genieten in al zijn onmiddellijkheid en vluchtigheid tevens, vandaar de ironie en de zelfspot, als het al zover komt. De estheet is een draaitol en komt in de verveling terecht van de eeuwige herhaling en dat leidt dan tot vertwijfeling. De kort durende maar frequente herhalingen komen voort uit het ontstaan van obsessioneel gedrag (Wiederholungszwang – Freud) dat zelf het gevolg is van de mislukking door het niet – kiezen. Wat eigenlijk betekent niet meer verder willen gaan op de stadia van de levensweg.

De ethicus of het ethische stadium zal de wereld - zijn wereld - willen harmoniseren. Dit is zijn optie, zo niet zijn keuze. Bij K. is het ethische meteen ook een protest tegen de burger en de burgerij van zijn omgeving, tegen de schijnbaarheid van de ethische keuze en tegen de afwezigheid van de echte religiositeit die uit de uiteindelijke onvoldaanheid van de ethische keuze groeit, als ultieme opdracht en levensbeweging.

We vervolgen de lezing van Stadia op de Levensweg op de volgende bijeenkomst op vrijdag 29 februari a.s. te 16 uur.

S. Landuyt