woensdag, januari 26, 2011

QAOKTUALUK - Tentoonstelling - Uitnodiging

Naar aanleiding van de tentoonstelling "Qaoktualuk" die te bezichtigen is in de FVG van 28 januari t/m 6 februari 2011, hebben de organisators en medewerkers van de Faculteit voor Vergelijkende Godsdienstwetenschappen en Native American Studies de eer u uit te nodigen op de Receptie ter gelegenheid van deze tentoonstelling op 1 februari 2011, in aanwezigheid van André Vermaut

Qaoktualuk (Pater Andre Vermaut o.m.i.)


Leven en werken als missionaris bij de Inuit 1945-1960

FVG – Bist 164 - Wilrijk

Receptie, 1 februari 2011 van 19.00 tot 22.00
FVG, Bist 164 Wilrijk

www.antwerpfvg.org







Verslag Bijeenkomst van17 december 2010

Aanwezig: Lydia Bonte, Sam Landuyt, Noël Melis, Paul Plompen, Rit Van den Bergh, Bavo Van Eesbeeck, Fientje Van Otten, Chris Vonck.
Afwezig en verontschuldigd: Jan De Wachter, Jan Gysen, Levi Matuszczak, , Gisèle Peeters, Hedwig Van Damme, Aad Van der Perk, André Vermaut.

We gaan verder met de bespreking van Hoofdstuk I van Het Begrip Angst. In dit hoofdstuk tracht K. de verschillende begrippen te definiëren, zoals ze in ons onderwerp zullen te pas komen. Het gaat om begrippen zoals: de eerste zonde, onschuld, zondigheid, angst, “angst als vooronderstelling van de erfzonde, die het spoor terug volgend, de erfzonde verklaart in de richting van haar ontstaan”. Meteen worden aanverwante of dialectisch tegengestelde begrippen verhelderd, zoals vrees tegenover angst, onwetendheid tegenover onschuld, onmiddellijkheid van uit de logica tegenover onschuld uit de ethica, de kwantiteit en de kwalitatieve sprong enz.. Soms raakt K. zelf wat verloren in zijn begripsbepalingen, bvb over de onwetendheid. Soms lijkt hij ook wat te veel betrokken bij zijn spiegelgevecht met de filosofie van Hegel. Maar algemeen gesproken leiden zijn omschrijvingen toch tot een uitklaring van de begrippen die hij verder zal gebruiken in dit wel uiterst moeilijke benaderen van de toestand van oerzonde en oerzondigheid.

Uitspraken zoals: “ Op ieder moment is het individu zichzelf en de mensheid. Dat is de volmaaktheid van de mens als toestand gezien” klinken wel goed en zijn ook filosofisch verhelderend voor wat betreft de zondigheid als toestand van de zonde-van-allen-in-Adam en ze geven in feite ook een filosofische verklaring voor wat betreft de mogelijkheid van de Verlossing van ons allen door en in Jezus Christus. Het is echter een filosofische benadering van een gegeven uit de Openbaring (dogma). Berust een dergelijk gegeven ook op een bestaande ‘natuurlijke’ eigenschap van de mens, van de materie, van de kosmos, van de werking van de geest, van de zielsvermogens? En zo ja, welke is dat?

We houden ons tijdens de bijeenkomst bezig met nadenken over de realiteit van de onmiddellijkheid en waar ze terug te vinden is: bij de baby? In het dierlijk bewustzijn? Is de mystieke ervaring een “gerealiseerde onmiddellijkheid”, op een hoger vlak van bewustzijn getild?

We hebben de indruk dat we nog even bij dit eerste hoofdstuk zullen moeten blijven verwijlen, om alles goed te laten doordringen en tot een vorm van begrijpen te komen van wat Kierkegaard eigenlijk wil gezegd hebben en niet alleen of niet zozeer wat wij in zijn woorden aan betekenissen leggen. Voer voor onze ‘specialisten’ ter zake om ons dat alles te bezorgen?

We vragen voor volgende keer om het ganse eerste hoofdstuk gelezen te hebben om het dan in zijn geheel enigszins te proberen te omvatten. Zodoende dat we nadien met minder moeite de verkenning van de Angst kunnen aanvangen.

Niet vergeten, beste leden: uw bijdrage te storten voor het lopende jaar: € 15 op rekening nr. 001- 1364212-80 of: IBAN BE 47 0011 3642 1280 / BIC GEBABEBB.
Voor Nederland is dit: ING 3162270 of: IBAN: NL08INGB0031162270 / BIC: INGBNL2A van Faculteit Vergelijkende Godsdienstwetenschappen Wilrijk-Antwerpen.


Volgende Bijeenkomst: vrijdag 28 januari te 16u.
Next meeting: January 28th, 04h p.m.

Sam Landuyt.

zondag, januari 23, 2011

zondag, januari 16, 2011

Fototentoonstelling Inuit André Vermaut

Qaoktualuk, (Pater Andre Vermaut o.m.i.) Leven en werken als missionaris bij de Inuit 1945-1960


Fototentoonstelling – Inuit Kunstobjecten - 28 januari t/m 6 februari 2011 FVG – Bist 164 - Wilrijk
Publicaties (*)
Speciaal voor deze tentoonstelling zijn er twee publicaties met beperkte oplage verkrijgbaar, een fotoboek en een souvenier-brochure.
Het boek, « Qaoktualuk, Leven en Werken als Missionaris bij de Inuit 1945-1960 » bevat foto’s met bijbehorende tekst en bevat ruim 70 pagina’s. Het boek is te verkrijgen voor €14.00 (excl.verzending) De full-color souvenir-brochure bevat prachtige foto’s en is te verkrijgen voor €6.00 (excl.verzendingskosten)
Daar de oplage beperkt is kan u nu reeds inschrijven door het berdrag van €14 of €6.00(of beide voor € 20.00) te storten op rekeningnummer IBAN BE 49 0011 0984 2371 met vermelding van « Andre Vermaut »De publicaties kan u afhalen tijdens de duur van de tentoonstelling. Indien u wenst dat wij u de publicatie(s) toesturen stort u €2.50 extra per publicatie.
U kan de publicatie(s) ook telefonisch bestellen via 03.830 51 58
Met vriendelijke groeten,
E.Vonck
Rector FVG
(*) André Vermaut is de ouderdomsdeken van onze vereniging. We publiceren deze aankondiging van zijn werk en tentoonstelling dan ook met de fierheid die we er bij voelen. Van harte gefeliciteerd André!

Werkgroep Kierkegaard Bijeenkomsten 2010 - 2011

Verslag Bijeenkomst van 26 november 2010
Aanwezig, Jan De Wachter, Sam Landuyt, Noël Melis, Gisèle Peeters, Paul Plompen, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, , Fientje Van Otten.
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, , Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, André Vermaut, Chris Vonck.


We begroeten een nieuw lid van onze groep: Jan De Wachter. Welkom, Jan!
We starten met de lezing en commentaar van het Eerste Hoofdstuk van Het Begrip Angst: “Angst als vooronderstelling van de erfzonde die, het spoor terug volgende, de erfzonde verklaart in de richting van haar ontstaan”. De eerste paragraaf gaat over: “Historische notities met betrekking tot het begrip Erfzonde”. Terwijl K. in de inleiding zich ruimte en oriëntatie verschaft heeft tegenover zijn collega’s filosofen van zijn tijd, vat hij nu het onderwerp Erfzonde aan om, historisch “het spoor terug volgend” klaarheid te scheppen over het begrip zelf van de Eerste Zonde en de Angst die er inherent aan verbonden is. “Eerste zonde, Adams zonde, de zondeval” drie varianten van het begrip Erfzonde. En zijn die wel identiek en wat wordt er allemaal in de verscheidene geloofsbelijdenissen, door de eeuwen heen onder verstaan? Algauw blijkt dat, door van Adam een ‘bijzondere eerste mens’ te maken, van de toestand van vóór de eerste zonde een fantastisch verhaal te maken van naïeve onschuld in een paradijs van welbehagen en van de erfzonde een bijzonder voorval dat alle nakomelingen nadien erfelijk belast heeft, men daardoor en daarbij zowel Adam als de eerste zonde buiten de geschiedenis van de mensheid plaatst, zelfs buiten de Verlossingsdaad van Jezus Christus. Het is pas als het individu ‘de eerste zonde ook tot zichzelf ‘bekent’ dat men de mens en mensheid eert voor wat ze zijn: “op ieder moment is het individu zichzelf en de mensheid. Dat is de volmaaktheid van de mens als toestand gezien” (pag. 164). “Adam is de eerste mens, hij is tegelijk zichzelf en de mensheid”. Het is op grond van het denken (zegge: de filosofie en haar wetmatigheden) dat we hem er bij houden, want “Adam is niet wezenlijk anders dan de mensheid”. In de tweede paragraaf over “Het Begrip : de eerste Zonde” gaat K. dieper in op de historiciteit van de ‘eerste’ zonde. Is die eerste zonde zo maar gewoon de eerste in een kwantitatieve reeks van consequenties van zonden, waarbij de ‘eerste’ de voorwaarde stelt van degene die volgen? Neen, zegt K. “de eerste zonde stelt de kwaliteit, de eerste zonde is de zonde. Deze nieuwe kwaliteit onstaat met de eerste, met de sprong, met de overval van het raadselachtige”. Alleen maar numeriek ‘de eerste zonde’ zijn in de reeks van al de andere daaropvolgende zonden , “dan komt er geen geschiedenis van”, noch in het individu noch in de mensheid” . “Het is een logische en ethische ketterij, wanneer men het wil doen voorkomen alsof de zondigheid in een mens zolang kwantitatief voortschrijdt, tot ze ten slotte met een generatio aequivoca de eerste zonde in een mens doet ontstaan”(pag. 167). Neen, het is zo “dat ieder individu zichzelf en de mensheid is”, wat trouwens de eer van de mens zelf bepaalt tegenover bvb de dierenwereld en wat trouwens ook de Verlossingsdaad van Jezus Christus, “de enige die meer was dan een individu alleen”, mogelijk maakt voor alle mensen in eenheid van de mensheid gebracht… “De zonde is door een zonde in de wereld gekomen”. “Wat de moeilijkheid voor het verstand is, is tevens de triomf van de verklaring en haar diepzinnige consequentie: dat de zonde zichzelf vooronderstelt, dat ze zo in de wereld komt dat ze, wanneer ze er is, voorondersteld is. De zonde komt dus plotseling te voorschijn, dat wil zeggen met een sprong, maar deze sprong stelt tegelijk de kwaliteit”. Kwaliteit en sprong gaan dan elkaar vooronderstellen. Dat wordt dan een ergernis voor het verstand. Het verstand vindt dit een mythe en het verstand zal dan andere verklaringen – andere mythische – ontwerpen: dat de zondigheid aan de zonde voorafgaat. Maar, de zonde is niet door Adam in de wereld gekomen: “Door de eerste zonde is de zondigheid in Adam gekomen”.
Bij iedere mens komt ze op analoge wijze in de wereld… “scherp en correct geformuleerd is de zondigheid alléén in de wereld, voor zover ze door de zonde binnenkomt” (pag. 168).
Inderdaad K. maakt het ons verstand dat tracht te volgen, niet al te gemakkelijk… Maar er is geen (logische) speld tussen te krijgen.
Volgende bijeenkomst: vrijdag 17 december te 16 uur. We lezen vooraf, als voorbereiding tot bladzijde 179.
S. Landuyt



Verslag Bijeenkomst van 29 oktober 2010.



Aanwezig: Sam Landuyt, Gisèle Peeters, Paul Plompen,Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk, Fientje Van Otten, Chris Vonck.
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Noel Melis, Bavo Van Eesbeeck, André Vermaut.


We begroeten twee aspirant-leden deelnemers: Gisèle Peeters en Paul Plompen. We hopen van harte dat ze ons oud wordende en geleerd gezelschap zullen weten te waarderen en hopen in stilte dit jaar nog een paar nieuwe leden te mogen begroeten.
Op 24/11 om 20u houdt Dr K. Eisses in de Faculteit een voordracht over Kierkegaard, onder de titel: “Hoe is het verder gegaan met de Wilde Ganzen?” Reflecties naar aanleiding 20 jaar Antwerpse Werkgroep Kierkegaard. Allen vriendelijk uitgenodigd!
Het jaarrapport, verschenen in de Acta Comparanda XXI van dit jaar en dat van de hand is van Rit Van den Bergh wordt eenstemmig en met lof goedgekeurd.
Het speciale nummer van de Acta, gewijd aan Kierkegaard, zal hopelijk kunnen verschijnen in nov. dec. van dit jaar.
Er werden zes exemplaren van Het Begrip Angst gekopieerd, ten behoeve van onze leden (‘werkkopie’). Ze kunnen bekomen worden op het secretariaat. Prijs: 10 EURO.
We vangen de lezing aan van de inleiding van Het Begrip Angst.door Vigilius Haufniensis (pseudoniem K.): “Een eenvoudige (?) psychologische overweging die heenwijst naar het dogmatische probleem van de erfzonde”, verschenen in 1844 in Kopenhagen.
Het is er K. in de inleiding om te doen zijn ‘werkingsveld’ goed af te bakenen en een aantal bijkomende begrippen goed te definiëren en meteen zich te onderscheiden van zijn tijdgenoten - filosofen zoals Hegel. “Ieder wetenschappelijk probleem zijn vaste plaats, zijn maat en zijn grens ( te geven die het) heeft” (pag. 149 van de uitgave van … die we hier als referentie zullen gebruiken). Zowel het geheel als het detailonderzoek is daarbij gebaat. Daarom is het voor K. zeer belangrijk de begrippen logica, dogmatiek ( ), psychologie, zoals hij ze zal gebruiken, goed te definiëren en mede daartegenover ‘het begrip angst’ en zodoende een aantal denkfouten –in feite dus fouten tegen de logica- uit de weg te ruimen. Dat hij daarmee met genoegen ten strijde trekt tegen Hegel en anderen hoeft niet gezegd. Gebruikte woorden en begrippen zoals ‘het onmiddellijke’, ‘verzoening’ en dergelijke worden grondig door hem onder de loep genomen: “Eerst goed op de formulering van het raadsel (te) letten voordat men het oplost”. Is de logica ‘werkelijkheid’? Heeft het denken ‘realiteit’ (Griekse filosofie)? Wat is precies ‘mediatie’ bij thesis, antithesis, synthese. Wat is het gebied van de ethiek en van de dogmatiek. Wat is logica tegenover de logos (de dogmatieke!). Is het niet beter het spreken en denken eerst een sabbatjaar te gunnen, vraagt hij zich af…
K. heeft deze opruiming van zijn werkgebied, zijn nest, nodig om te op een schone wijze te kunnen aanvangen met zijn echte onderwerp, namelijk “Angst psychologisch zo te behandelen, dat het dogma van de erfzonde in gedachten en voor ogen heeft”, en in die zin ook te maken heeft met het begrip ‘zonde’ zelf. Zonde heeft in het geheel van de wetenschappen geen plaats, zegt hij, maar dat is juist haar bepaling. Door haar ergens anders te te behandelen verandert men haar, doordat men haar insluit in de breking van de reflectie, die niet ter zake is. Al naargelang men de zonde behandelt in de esthetica, in de metafysica, in de psychologie wordt de begeleidende (grond-)stemming anders. De rechte stemming, zegt hij, om over de zonde te spreken is de zich moedig verwerende ernst. De ontdekkende angst van de psychologie kan de zonde aftekenen, min of meer. In haar angst tekent zich de zonde af. De zonde wordt dan de sterkere. De psychologie gedraagt zich dan “vrouwelijk” tegenover de zonde, zegt K. Het is iets dat we voor zijn rekening laten. Aan de (gemoed-) stemming kan men onmiddellijk zien of het begrip juist is (en op zijn plaats verwoord wordt). In feite, zegt K. is er geen enkele wetenschap waarin de zonde thuishoort. Ze is onderwerp van de preek, waar de enkeling als enkeling met de enkeling spreekt. En daarbij is de ‘toe-eigening’ van de woorden van de preek juist het geheim van de preek en het gesprek. In feite zou de zonde haar plaats moeten vinden in de ethiek omdat aan het begrip zonde de ernst beantwoordt. Maar, volgens K wil de ethiek dan weer de idealiteit in de werkelijkheid brengen ( ). Als de ethiek de zonde opneemt dan is haar idealiteit voorbij. De ethiek moet het begrip ‘berouw’ opnemen en strandt hierop. In deze strijd van de ethiek met de zonde en berouw “trekt zich de zonde steeds verder en verder terug als een diepere en nog diepere vooronderstelling; als een vooronderstelling die het individu te boven gaat”. En zo komen we tot de erfzonde…
Volgende keer lezen we van blz.162 tot 175, al nemen we ons voor om al gelezen gedeelten desnoods terug op te nemen. Dit voor een goede verstaanbaarheid van het komende geheel. Want in dit werk is een goede start alles en K. maakt het ons niet gemakkelijk. Arme leden van onze werkgroep die geen filosoof en ook geen theoloog zijn, alleen zoekende en nu al wat angstig wordende luisteraars naar onszelf en naar elkaar…
Next meeting: November 26th, 16h P.M.
S. Landuyt




Verslag van de Bijeenkomst van 23 september 2010.



Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Rit Van den Bergh, Fientje Van Otten, André Vermaut, Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, André Vermaut, Chris Vonck.;


We vangen een nieuw werkjaar aan. We zullen het werk HET BEGRIP ANGST bespreken. We hebben voor ons twee uitgaven liggen, de eerste, vertrouwde van 1955 en 1995- 2de editie (Angst en Wijsgerige Kruimels) en de recente nieuwe vertaling, onder redactie van… en d ie het IVde deel is van de Volledige Uitgave van de Werken van Kierkegaard, uitgave Damon, Budel.

We verwijzen eerst even naar het Jaarverslag van de Kierkegaard Werkgroep 2009 – 2010 van de hand van ons medelid Rit Van den Bergh en verschenen in de Acta Comparanda XXI.

Fientje V.O. trekt onze aandacht op het werk door …., Kierkegaard en de postmoderniteit en belooft ons een bijdrage hierover.

We zullen voor onze lezingen het oude werk van 1995 gebruiken en de nieuwe uitgave er naast vergelijken. Er worden een aantal ‘werkexemplaren’ besteld op het secretariaat die ons zullen toelaten een tekst ter hand te hebben waarop we naar hartelust notities kunnen aanbrengen.

We vatten het Voorwoord aan van het boek. Dit Voorwoord behoorde oorspronkelijk niet tot de eerste uitgave. Het werd er pas nadien bijgevoegd. Het komt over als een soort van wapening door K. tegen allerlei soorten van kritiek van lezers en recensenten: denk over hey werk wat je wilt en voor de rest: Salut”.

De tekst (en de vele voetnoten met uitleg) van de Inleiding blijkt al vlug te moeilijk te zijn om zo maar in één lezing begrepen te worden. Omdat we wensen een goede start te maken, willen we ons voldoende verdiepen in deze eerste voorafgaande begripsbepalingen, zoals K. ze bedoelt in dit werk. We besluiten daarom om thuis deze Inleiding door te nemen en nadien in de volgende bijeenkomst onze vragen aan mekaar voor te leggen. De Inleiding wil duidelijk een aantal distincties en definities klaar stellen, o.m. tussen wetenschap en geloof, filosofie en dogmatiek. Dogmatiek, bij K. is een term met een andere betekenis dan wij er gevoeglijk aan geven en dat meer verwijst naar de algehele inhoud van geloof en geloven. Bovendien zijn deze priliminaire begripsbepalingen al onmiddellijk een strijdthema in de arena van de actuele filosofie en dogmatiek van K. in zijn tijd.

Volgende bijeenkomst waarop u dus allen uitgenodigd wordt, na deze Inleiding persoonlijk al doorgenomen te hebben, is 29 oktober te 16u.

U kunt op het secretariaat van de Faculteit een kopietekst bestellen (10€) of afhalen.

S. Landuyt

Werkgroep Kierkegaard Verslag Bijeenkomsten 2010

Verslag van de Bijeenkomst van 25 juni 2010.
Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Rit Vandenbergh, Aad Van der Perk, , Fientje Van Otten, André Vermaut, Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme, Bavo Van Eesbeeck Chris Vonck.
We noteren de Sixth International Kierkegaard Conference in Minesota USA van 27 juni tot 1 juli.
Nieuwe publicaties:
- Kierkegaard and Levinas, The subjective Mood, Patrick Sheil, 2010, uitgave Ashgate.
- Kierkegaard and the Bible, Tome I: The Old Testament. Tome II: The new Testament. Edited bij Lee C. Barrethe and John Stewart, Ashgate 2010.
Het was de laatste bijeenkomst van ons ‘academisch jaar’, tevens de bespreking van de laatste bladzijden van Stadia op de Levensweg.
We nemen ons voor in september (24/09) te beginnen met de lezing van het werk Het Begrip Angst. We zullen trachten goede kopieën te hebben voor onze leden… om het lezen en werken op de tekst te vergemakkelijken.
Maar vooreerst zullen we in september nog de algemene samenvatting doornemen die RitVandenbergh geschreven heeft over wat we afgelopen jaar gelezen hebben uit de Stadia op de Levensweg en die inmiddels verschenen is in de Acta Comparanda van dit jaar.
De bijeenkomst van juni wordt dan verder gewijd aan de laatste bladzijden van de Stadia op de Levensweg, namelijk de Bijlage: Het leed dat men zichzelf berokkent – zelfkwellerij.
K. gaat, met de zelfkwelling als Leitmotiv ( pag. 508) nogmaals de categorieën af van het esthetische en het religieuze. Dat het esthetische consequent alle zelfkwellerij komisch behandelt, is voor K. gemakkelijk in te zien als men weet dat het esthetische consequent alle gerichtheid ‘buiten’ zich houdt en elke inkering naar binnen als een desertie (aan het esthetische) beschouwt en ze daarom maar belachelijk maakt. Maar het religieuze is gelegen in het innerlijke, wanneer het zich tot zichzelf verhoudt. En juist omwille van de ernst van het innerlijke is de zelfkwellerij, die esthetisch gezien komisch is, religieus gezien verwerpelijk en zonde (wegens de ernst van het religieuze en de innerlijkheid die er de expressie aan geeft). Maar ook daar, in het religieuze is een oneigenlijke halfslachtigheid mogelijk. Herken ze aan de gebruikte termen, zegt K. De eigenlijke zelfkwelling, religieus gezien dan, is wanneer de actor halfweg blijft steken: er is altijd gevaar als mogelijkheid en werkelijkheid – en de religieuze mens weet dat maar al te goed - en toch zegt dan de religieuze mens tegelijk altijd blijmoedig te zijn. Men moet echter door woorden en de termen heen stoten, tot in de realiteit zelf die alleen in de inkering bewust kan worden beleefd. Zodat men toch – en bewust van de werkelijkheid, huist daarom - blijmoedig kan zijn in een bootje op een waterdiepte van 70.000 vadem en ver van alle mensenhulp. Wat iets anders is dan lustig pootje baden aan het strand…
Kort nog, ( & 6 Niets te berouwen is de hoogste wijsheid – De vergeving der zonden) een citaat dat als samenvatting kan gelden van het ganse denken van K. (pag. 519 e.v.): “Er zijn drie existentiesferen: de esthetische, de ethische en de religieuze. Het metafysische is de abstractie en er is geen mens die metafysisch existeert. Het metafysische, het ontologische is, maar het bestaat niet, want wanneer het bestaat is dat in de vorm van het esthetische, van het ethische, van het religieuze, en wanneer het is, is het de abstractie van het esthetische, het ethische en het religieuze. De ethische sfeer is alleen doorgangssfeer en daarom is de hoogste uitdrukking daarvan het berouw als een negatief handelen. De esthetische sfeer is die van de onmiddellijkheid, de ethische is die van de eis (en deze eis is zo oneindig dat het individu altijd failliet gaat) de religieuze is die van de vervulling (maar niet zoals de offerblok die vol goud zit, want het berouw uit het ethische heeft juist oneindig ruimte gemaakt en vandaar de religieuze contradictie: zich boven een waterdiepte van 70.000 vadem bevinden en tegelijk blijmoedig zijn”…
S. Landuyt

 

Verslag Bijeenkomst van 28 mei 2010.

Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, Fientje Van Otten, André Vermaut,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh, . Chris Vonck.
De opdracht was het eerste deel te lezen van de uiteenzetting van Frater Taciturnus (van p. 435 tot p. 487) waarin deze, wat wij in de vorige bladzijden onder de vorm van een dagboek hebben gelezen, omschrijft als een “experiment”. Sam had de hele tekst grondig doorgenomen en aan de hand van zijn notities ontdekten wij samen wat Taciturnus ons over dit experiment te vertellen heeft en wat wij ervan kunnen leren.
Taciturnus heeft twee heterogene individualiteiten in relatie tot elkaar geplaatst, een mannelijke en een vrouwelijke. Hem heeft hij een sterke geestelijke aanleg meegegeven in de richting van het religieuze, haar heeft hij binnen esthetische categorieën gehouden. Mogelijkheid tot misverstand te over, zegt hij, zodra ik een punt van overeenkomst bepaal. Dit punt is dat ze zich verenigen in wederzijdse liefde. Het misverstand ligt dus niet in een derde grootheid, of een vreemde macht die hen scheidde: er is in feite niets dat verhindert dat zij elkaar krijgen, maar daarmee begint juist het misverstand. Ook de vorm waarin het experiment is opgezet drukt dupliciteit uit: ’s morgens herinnert hij zich de realiteit, ’s nachts houdt hij zich met hetzelfde bezig maar dan doordrenkt van zijn eigen idealiteit.
Bijzonder boeiend werd de uiteenzetting omtrent idealiteit – historiciteit; zo hebben wij het althans ervaren. De vraag die Taciturnus zich stelt is of het geloof in het grote bevorderd wordt wanneer men weet dat het historisch is. Om de idealiteit te vatten moet, zo meent hij, het historische worden opgelost in de idealiteit, moet het historische in een heel nieuw licht geplaatst worden. Door het opdreunen van historische verhalen dringt men niet door tot de idealiteit; als bezielend principe wordt de idealiteit niet zonder meer historisch. Het historische is te allen tijde ruw materiaal, dat degene die het zich toe-eigent weet op te lossen in een posse (een kunnen) en te assimileren als een esse (een zijn). Er is daarom, zo besluit Taciturnus, op religieus gebied niets dwazer dan de vraag: “Is het ook werkelijk zo gebeurd?” Geest omschrijft hij als vragen naar twee dingen 1) is datgene wat gezegd wordt mogelijk? 2) kan ik het doen? En het geloof is die idealiteit die het esse in zijn posse oplost. Is het voorwerp van het geloof het absurde, dan is het echter niet het historische dat geloofd wordt, maar het geloof is dan die idealiteit die een esse in een non posse oplost en dat nu geloven wil. (p. 479-48).
Al wat Taciturnus op het oog heeft is “het religieuze met de levendige belangstelling van een waarnemer trachten te verstaan” want van zichzelf zegt hij “niet religieus te zijn”. Hoe zijn verdere uiteenzetting verloopt zullen de volgende bladzijden waarschijnlijk duidelijk maken. We lezen dus – zoals afgesproken – de rest van het boek tot p. 538. Veel leesmoed en tot vrijdag 25 juni 2010 te 16 uur.
Tot vrijdag,
Fientje Van Otten.

Bijeenkomst van 23 april 2010

Aanwezig, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh. Fientje Van Otten, André Vermaut,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Sam Landuyt, Levi Matuszczak, Noël Melis, Aad Van der Perk, Bavo Van Eesbeeck, Chris Vonck.
Een prachtige lentedag en weinig volk zodat we startten in de tuin … tot Ernie de deur kwam openen. We hebben ernstig getracht onze reacties te verwoorden op wat het dagboek ons vertelt over de liefdesperikelen tussen “ik”en “zij” in de periode van 22 mei in de ochtend tot 7 juli middernacht. De ochtenden beperken zich eerder tot een aantal feiten en veel van wat de ik vertelt kunnen we wel enigszins begrijpen maar zijn slotverhaal doet ons eerder afhaken: haar de indruk geven dat je alles zult doen wat ze wenst en stiekem hopen dat het feit dat zij dan de overwinnaar is haar ertoe zal aanzetten je de vrijheid te geven? Maar wat hij gehoopt had gebeurt niet en een paar uur later gaat hij dan terug om haar “koel en beslist” mee te delen dat alles voorbij is, onherroepelijk met als enige conclusie “als ze de hele affaire met mij beu is zal ze opnieuw verliefd worden en zal ik geen rol meer spelen in haar leven” ????
Tot daar de verhaalde feiten. De middernachtschrijfsels laten echter een andere kant zien: de ik beseft dat hij laag tegen iemand gehandeld heeft; hij is verstrikt geraakt in de schijn die hij wilde wekken. Verder in zichzelf teruggedrongen, alleen maar omringd door misverstand, zit hij in de nachtelijke uren eenzaam in zijn kamer, op de uitkijk naar niets en komt hij tenslotte zichzelf tegen. “Om zichzelf te begrijpen is het zaak in de juiste situatie te komen. Daartoe heeft zij mij met die verantwoordelijkheid geholpen en zal zij mij ook verder helpen”. In de verantwoordelijkheid komt de ik zover dat hij zichzelf begrijpt.
Maar de meeste van de nachtelijke overpeinzingen bevatten veel meer dan alleen maar een uitweiden over de onmogelijke liefdesgeschiedenis van ik en zij. Op pag. 399-400 wordt uitgeweid over de verbondenheid van ernst en scherts: religieus bekeken heeft zijn situatie absolute betekenis en is het diepste ernst, anders blijft het een gruwelijk spel. Ook de godsverhouding van de ik wordt beschreven, God is geen soort boekhouder hoog in de hemel die de wensen van de mensen vervult terwijl – wat geestelijke en wereldlijke adviseurs dikwijls aanraden – de mens moet trachten elke verschrikking verre van zich te houden. Voor wie in religieuze zin wil leven is het precies “de verschrikking die hem de zekerheid van de oneindigheid binnenvoert”. God langs speculatieve weg reduceren tot een subject is voor een mensenziel even beangstigend als God tot een despoot maken. (p.409-416)
De vraag die blijft doorzinderen is: ben ik schuldig? en is er verontschuldiging of vergeving mogelijk? Hier ziet de ik zich geplaatst voor een nieuw dilemma: “schuld heb ik in de tijd … Wat met schuld in eeuwigheid?” (nacht van 18 juni). Het dagboek eindigt op 7 juli middernacht en dan begint de geestelijke winterslaap tot de volgende periode van onrust met als uiteindelijke vaststelling: “het dagboek gaat over niets …maar is het zwaarste leven soms niet het leven dat over niets gaat”.
Hoe Frater Taciturnus daarover denkt zullen we vernemen in de volgende 100 blz.: als we dit stuk in twee delen opsplitsen voor de twee komende lezingen dan zouden we voor volgende samenkomst tot p.487 - § 4 moeten lezen. De volgende bijeenkomst is, zoals gebruikelijk, gepland voor de laatste vrijdag van de maand, dus vrijdag 28 mei te 16 uur.
Veel leesplezier en tot dan,
Fientje Van Otten.

Verslag van de Bijeenkomst van 26 maart 2010


Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Hedwig Van Damme, Rit Van den Bergh. Bavo Van Eesbeeck, Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck,
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Noël Melis, Aad Van der Perk.
Archief: Bavo Van Eesbeeck heeft aanvaard het Kierkegaardarchief van de Werkgroep voortaan te beheren. We danken meteen Levi Matuszczak voor de jarenlange trouwe en zorgzame wijze waarop hij het archief beheerd heeft en gekoesterd!
Lezing: We vervolgen onze lezing van Stadia op de Levensweg, Tweede deel van deze uitgave. De bldzijden 370 tot 381 (“19 – 21 mei middernacht”) zijn een soort beschrijving van het geheel: “mijn relatie tot de omgeving die ik mijn wereld moet noemen”. En ‘mundus vult decipi’: de wereld (die wreld…) wil bedrogen worden… “ Wie maar wat onzin uitkraamt en broederlijk het glas heft met de mensheid en masse, wordt bemind en geacht door de hele gemeente”. Kierkegaard overschouwt zijn maatschappelijke positie en tevens zijn positie tegenover Regine. Tegenover de buitenwereld leeft hij voortaan in het misverstand (dat de wereld trouwens zo graag heeft) , tegenover God kan hij kan hij nu ‘begrijpelijk’ worden in religieuze zin. Het is een “eenzame verstandhouding” die “ook zin smart heeft”. Hij voelt zich verder dan ooit “in zichzelf teruggedrongen”, hij die gehoopt had zijn leven in te richten naar ethische maatstaven en dan deze innerlijkheid door bedrog te maskeren. omdat zijn leven voortaan, een religieuze structuur gekregen heeft en hij is zozeer terugverlegd naar het innerlijke, “dat ik slechts met moeite de werkelijkheid kan bereiken”zegt hij. En K.’s relatie tot God is “als had Hij mij gekozen en niet ik Hem”. Niet eens de schijn is hem gelaten van de negatieve uitdrukking dat hij iets is,, namelijk “dat ik het ben die tot Hem kom. Noodwendigheid alom, zelfs tegenover God. Tralies alom van misverstand op misverstand met de omgeving. (Pag. 384 e.v.)
We weiden nog uit in onze discussie over allerlei nevenonderwerpen en aan de uitklaring van bepaalde filosofische begrippen bij K. Zo wijst men er op (R.V.D.B.) dat voor K. het Idee staat voor “hert eeuwige” of het eeuwige uitdrukking geeft. En dat ‘de herhaling’ (‘la reprise’) van het idee niet ‘de herneming’ is van de idee, maar de herhaling is van de idee in de tijdelijkheid mét de oplossing er bij! Herhaling geschiedt omdat de idee zich niet heeft kunnen realiseren en in de herhaling hoopt dit wel te doen. In de herneming wordt de idee hernomen op een hoger niveau, want inclusief de al aanwezige oplossing erbij gegeven.
Volgende bijeenkomst: vrijdag 23 april te 16u (om praktische redenen: verlengd weekend van 30/4 voor velen.)
Sam Landuyt

Verslag van de Bijeenkomst van 26 februari 2010

Aanwezig: Noël Melis, Rit Van den Bergh, Fientje Van Otten,André Vermaut, Chris Vonck.
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Lévi Matuszczak, Aad Van der Perk, Sam Landuyt, Hedwig Van Damme
Nieuw werk over Kierkegaard; Jacob Howland, Kierkegaard and Socrates, a study in philosophy and faith. University Press, Cambridge.
Voorstel van Chris Vonck om Bavo Van Eesbeek tot archivaris aan te stellen van de werkgroep, wordt door de aanwezigen goedgekeurd
De terbeschikking stelling van de te lezen teksten blijft een moeilijkheid. Het simpelste lijkt nog dat ieder zelf naar een tekst op zoek gaat; fotokopies blijken duurder dan een tweedehandsexemplaar.
Gezien de moeilijke beschikbaarheid van de tekst kwam er een zeer bescheiden suggestie om de meer belangrijke werken van Kierkegaard onder handen te nemen.
Bij een schrijver als Kierkegaard is het moeilijk te zeggen welke teksten er meer of minder belangrijk zijn (hangt ervan welk facet ge wilt belicht zien), maar 'Het begrip angst', 'De ziekte tot de dood', 'Vrees en beven'... behoren zeker tot de sleutelteksten; een aantal van de groep hebben deze teksten reeds gelezen – wat niet betekent dat een'herhaling' geen deugd zou doen! Het veel geciteerde ' onwetenschappellijk naschrift' is echter door niemand van ons gekend. De vertaling is onderweg. Zullen we daarop wachten?
Voor het inhoudelijk gedeelte zijn we Sam Landuyt zeer dankbaar voor het discussiemateriaal dat de laatste paragraaf van zijn vorig verslag opleverde. We zijn daar zeer uitgebreid op ingegaan en, klinkend op de 90 jaren van André Vermaut ,vergleed de tijd algauw naar het tijdloze, het eindige naar het oneindige... Kierkegaard zou zich ongetwijfeld verheugd hebben ook al is het verder lezen van zijn tekst erbij ingeschoten! De leesopdracht voor de volgende sessie op 26 maart te 16u. zal dan ook dezelfde zijn als vorige keer!
Tot dan allemaal,
Rit Van den BerghWerkgroep Kierkegaard

Verslag van de Bijeenkomst van 29 januari 2010


Aanwezig, Sam Landuyt, Noël Melis, Rit Van den Bergh, Aad Van der Perk. Fientje Van Otten, André Vermaut, Chris Vonck
Afwezig en verontschuldigd: Jan Gysen, Levi Matuszczak, Hedwig Van Damme
Nieuw Werk over Kierkegaard: Pieter Vos, Søren Kierkegaard lezen, uitgeverij Kok, Kampen
Kopie van K. boeken voor de werkgroep (werkteksten). Er wordt gezocht naar een gemakkelijke en goedkope manier om teksten van het boek dat ter studie ligt, te laten kopiëren voor de leden van de werkgroep . Noël Melis en Sam Landuyt gaan op zoek naar oplossingen.
Er wordt besloten om dit jaar het ganse boek Stadia op de Levensweg te refereren in de komende bijeenkomsten. De nodige teksten zullen opgestuurd worden, zodat ieder thuis het gedeelte kan voorbereiden dat op tafel komt.
Acta Comparanda: een speciaal nummer over Kierkegaard is in voorbereiding, dit ter gelegenheid van de 15de verjaardag van de Werkgroep en de 30ste verjaardag van de FVG. Teksten van de artikels worden ingewacht.
We gaan verder met de lezing van Stadia op de Levensweg, vanaf blz. 272 tot 293. K. wroet zich hierin een dubbele weg naar zichzelf: rapport van wat pas die dag gebeurd is, reflectie over hoe hij er na een vol jaar aan toe is. Dit alles rond de vraag: schuldig of niet schuldig aan het afbeken van zijn verloving. Toch blijft K. ook hier literator: men mag er niet al te snel de accurate beschrijving willen in vinden van wat hem K. echt overkomen is in zijn relatie met Regine. De filosoof overweegt,het komische en het tragische zijn tegelijk aanwezig.
De lezing is niet altijd gemakkelijk. Hier en daar stoot men op een klompje gouderts tussen veel overige grond van woorden en zinnen. Wellicht heeft dit te maken met de toch wel sterke betrokkenheid van K. met zijn schrijven van het moment. Schrijft K. het allemaal ‘van zich af’? Of is het, zoals zo dikwijls bij hem, een gelegenheid om uitgaande van een actuele gebeurtenis de filosoof aan het werk te zetten? Hoe groot is de afstand tussen K. de filosoof en K. de levende man in Kopenhagen? En bovendien is er dit: K. kan zich de religieuze voorstelling niet geheel en al toe-eigenen omdat hij te veel filosoof is (en de reflectie doodt het levende leven). In de religie zit hij met zijn filosofie als kritische waarnemer. In de filosofie zit hij met de religiositeit als niet aflatende roepstem in hemzelf.
Het over en weer springen tussen commentaar die een jaar verschilt is ook wat moeilijk. Fientje stelt voor dat men de teksten eerst even chronologisch doorneemt, in twee segmenten dus. Zo wordt het veel leesbaarder en gemakkelijker te begrijpen.
Als men het gouderts uit de grond van de tekst er uit haalt, herkent men de ware Kierkegaard, steeds aan zichzelf gelijk blijvend in trouw aan zijn wezenlijke religiositeit die de filosoof in hem voedt. En niet omgekeerd! De filosoof wil weten, de religieuze mens weet al. De filosoof wil het ook nog eens anders bezien, misschien is er zo nog meer te weten te komen? ( hypotheses moeten gebruikt worden!). De religieuze mens blijft niettemin wie hij is.
S.Landuyt
Volgende bijeenkomst: vrijdag 26 februari te 16u.
Next meeting: Februar 26th at 4h p.m.